De meest gemaakte taalfouten in het Nederlands
Oké, we geven toe: het Nederlands kan een lastige taal zijn. Niet voor niets wordt de taal een van de moeilijkste talen ter wereld genoemd. Toch hechten we in dit land van wetten en regels veel waarde aan correcte spelling. Een tekst zonder spelfouten toont kennis, intelligentie én moeite. En willen we dat niet allemaal uitstralen?
Sommige spelfouten blijven echter eigenwijs door allerlei (web)teksten heen glippen. Soms omdat iemand niet beter weet, andere keren zijn we vergeten erop te letten. Omdat wij vaak de eindredactie doen bij verschillende opdrachtgevers, zien we regelmatig pijnlijke en minder pijnlijke spelfouten voorbij komen. Maar welke spelfouten passeren nou het meest de revue? En beter nog: hoe voorkom je ze in de toekomst?
1. Los of vast?
Een heus klassiekertje, deze spelfout. Hier een paar voorbeelden van hoe het vooral niet moet:
– Auto ruit
– Rust momentje
– Oud roze
– Adem halen
– Er op / er af / er uit (als voorzetsel)
Vaak geldt: alles kan aan elkaar, zolang het natuurlijk bij elkaar hoort. Tenzij het woord daarna niet meer normaal uitgesproken kan worden, zoals bij lila-achtig.
2. Onterecht hoofdlettergebruik
De eerste letter van een zin is (vrijwel) altijd een hoofdletter. Net als een eigennaam, aardrijkskundige plaats, namen van talen, dialecten en bevolkingsgroepen, feestdagen, bijzondere onderscheidingen of heiligen. Ja, dat zijn er best een hoop. Maar waarom –oh waarom– gebruiken veel mensen dan toch vaak willekeurig hoofdletters? Hier een voorbeeld van hoe het niet moet:
‘Hier vind je je nieuwe Schoenen extra Goedkoop.’
Dit soort zinnen doet een beetje denken aan de Duitse taal. Daar gebruikt men hoofdletters aan het begin van elke zelfstandig naamwoord. Maar in Nederland doen we dat dus niet. De enige reden die wij kunnen bedenken voor dit hoofdlettergebruik is: opvallen. Maar nu valt de zin op door niet kloppend hoofdlettergebruik. Was dat het doel? Vast niet.
3. De welbekende d- & t-foutjes
D-tjes en T-tjes. Ze blijven lastig. Juist omdat dit als ingewikkeld wordt beschouwd, wordt hier vaak extra op gelet. In een sollicitatiebrief bijvoorbeeld. ‘Hij word binnenkort volwassen.’, klopt dus niet. Maar hoe moet het dan wel? Een handig trucje is om het werkwoord te vervangen door het woord ‘loop’. De zin verandert dan in: ‘Hij loop binnenkort volwassen.’ Onjuist, er mist een ‘t’! Fouten speur je zo veel sneller op.
4. Hun of zij?
Hun hebben, hun kopen… Het klopt allebei niet. Toch gebruiken veel mensen ‘hun’ al jaren. Hoe moet het dan wel? ‘Hun’ is geen onderwerp, zoals hij, zij of wij.
Hun is wel een persoonlijk én bezittelijk voornaamwoord.
Je zegt dus bijvoorbeeld:
– ‘Geef jij dat even door aan hun?’
– ‘Piet ontwijkt hun.’
– ‘Dat is hun verantwoordelijkheid.’
In de eerste zin gebruik je ‘hun’ omdat het hier geplaatst wordt achter een voorzetsel. In de tweede zin gebruik je ‘hun’ omdat het hier om een lijdend voorwerp gaat. Kun je in de bovenste twee zinnen door ‘hem’ vervangen? Dan gebruik je ‘hun’. Anders niet. Het onderste voorbeeld is een ander geval. Hier is ‘hun’ een bezittelijk voornaamwoord, net als ‘zijn’, ‘haar’ of ‘mijn’. Kan je één van die drie woorden op dezelfde plek zetten? Dan is ‘hun’ helemaal correct.
5. Als of dan?
‘Ik schrijf beter als jou.’ Het blijft jammer. De fout met ‘als’ en ‘dan’ wordt door veel taalliefhebbers constant met liefde gecorrigeerd. Soms tot in den treure. Maar hé, het hoort gewoon niet zo! Hoe dan wel, horen we je vragen. Nou, zo:
– ‘De cijfers zijn dit jaar beter dan vorig jaar’
– ‘Dat huis kost meer dan 1 miljoen euro’
Volgens de regels wordt een overtreffende trap altijd gevolgd door ‘dan’. Dus na woorden als: liever, beter, meer, moeilijker… In andere gevallen gebruik je ‘als’. Eitje, toch?
6. Jou of jouw?
Ja, het gebeurt. Er zijn opvallend veel mensen die moeite hebben met gebruik van ‘jou’ of ‘jouw’. Het is dus niet:
‘Hier heb je jou jas’
En het is ook niet:
‘Omdat ik heel veel van jouw hou’
Gelukkig is dit taalfoutje met wat gezond verstand heel makkelijk te voorkomen. Is iets eigendom van hem of haar? Dan gebruik je ‘jouw’. In alle andere gevallen gebruik je ‘jou’. Enneh, ‘me jas’ is ook helemaal fout.
7. Sowieso
Last but not least:
‘So wie so’, ‘zo ie zo’, ‘zo wie zo’, ‘zowiezo’…. De frustratie van elke taalvirtuoos. Hoe gek het er misschien ook uitziet: het is toch echt ‘sowieso’. En dat zal het ook sowieso blijven.
Je ziet het: sommige taalfoutjes sluipen er zo in. Maar oefening baart kunst!
Wil je nou zeker weten dat je teksten vrij zijn van taal- en spelfouten? Laat ze dan checken door ons. In no time redigeren we je tekst zodat jij zeker weet dat je achteraf niet voor onaangename verrassingen komt te staan wanneer je die pijnlijke fout ontdekt…
De uitleg bij punt 4 klopt niet.
Na een voorzetsel gebruik je best het voorzetsel hen.
Gebruik het persoonlijk voornaamwoord hen in de volgende gevallen:
Na een voorzetsel. Bijvoorbeeld: ‘Ik geef het boek aan hen’; ‘Ik deed het voor hen’; ‘Hoe gaat het met hen?’; ‘Hij blijft altijd bij hen’; ‘Het leerboek is op hen afgestemd’; ‘Ik verwacht een reactie van hen’; ‘Ze hadden een mooi uitzicht op de vallei onder hen’; ‘Ze keken net op tijd achter hen’; ‘De mensen stonden om hen heen’; ‘Dankzij hen ben ik op tijd’; ‘Wat moet er volgens hen gebeuren?’; ‘Zijn houding jegens hen.’
bron: onzetaal.nl